De manier waarop we werken wijkt af van die van sommige concurrenten. Wij zoeken in principe naar panden die al bestaan, die vaak al functioneren als datacenter. Het helemaal op een greenfield zelf bouwen is eigenlijk bij ons de laatste optie. Dat klinkt wellicht raar voor een datacenterprovider, maar wij geloven in het hergebruik van vastgoed. Ten eerste is dat duurzamer, de meeste milieubelasting vindt plaats tijdens de bouw. En daarbij staan er nog heel veel panden leeg. Tot slot is het vergunningstraject vaak minder ingewikkeld bij het moderniseren van bestaande datacenters. Wij zijn groot geworden door enterprise datacenters, dus de bestaande datacenters van grote bedrijven, of datacenters van System Integrators over te nemen. We houden hen daarbij doorgaans wel als klant, maar die krijgt een ander financieel model dan toen het datacenter nog in eigendom was. Die datacenters worden gemoderniseerd en we stellen ze ook open voor andere klanten.”
Oudere datacenters moderniseren
“Theoretisch is het zelfs mogelijk dat andere panden worden verbouwd tot datacenter, dat staat of valt met de business case”, zegt Steman. “Op dit moment is het meestal niet nodig. Er zijn veel oudere datacenters in de markt en de eigenaar hikt tegen de investering aan nu er gemoderniseerd moet worden. Het gebouw is al decennia in bedrijf en wordt nu snel minder efficiënt. Dan wordt voor de eigenaar colocatie interessant. Als het betreffende pand past in ons model van zakendoen, dan gaan we ermee aan de slag. Dat model komt erop neer dat we meerdere klanten moeten hebben die er interesse in het betreffende datacenter. Dan wordt de vastgoedinvestering voor ons rendabel. En daarnaast is het voor Serverfarm van belang dat de oorspronkelijke eigenaar er als klant in actief blijft, dat we hem een goede business case kunnen bieden. Dat komt in feite neer op een sale- en (gedeeltelijke) lease-back constructie. Door dit businessmodel te hanteren is Serverfarm snel gegroeid. We zijn nu actief in ongeveer 45 landen en beheren wereldwijd meer dan 700 datacenters.
De modernisering van het gebouw voeren we overigens uit terwijl het datacenter met alle apparatuur erin gewoon in gebruik is. Dat doen we op dit moment bijvoorbeeld bij onze datacenters in Londen en Amsterdam. De klanten merken er niets van. We hebben dus een sterke scheiding tussen het vastgoed en de IT-apparatuur. Wij zijn als een hotel, zorgen voor bedden, verwarming en stroom – de klant plaatst zijn apparatuur in onze zalen.”
We zijn nu actief in ongeveer 45 landen en beheren wereldwijd meer dan 700 datacenters
Inzicht geven in gebruik
Daarnaast is ServerFarm erg actief op het gebied van DMaaS, datacentermanagement-as-a-service. Steman: “Dat is ontstaan uit de behoefte bij onze klanten aan meer inzicht in de manier waarop al hun apparatuur gebruikt wordt. Veel van hen hebben eigenlijk geen idee welke apparatuur ze hebben, hoeveel ze hebben en of die stack efficiënt functioneert. Met DMaaS bieden we inzicht. De klant kan daarmee een hogere of betere bezetting realiseren. Ze zorgen daarbij meteen ook voor een hogere bezettingsgraad van de datacenters die ze gebruiken, of het nu een eigen datacenter is, een datacenter bij een van onze collega’s of een van onze datacenters.”
Daar blijkt volgens Steman in de praktijk nog veel winst te behalen, ook in het kader van duurzaamheid. “Als de apparatuur van klanten optimaal functioneert en je daarnaast elke vierkante meter van het datacenter maximaal belast, dan heb je uiteindelijk minder datacenters nodig. Dat monitoren we met onze tooling en dat vindt beslist weerklank in de markt. Als klanten eenmaal weten welke assets bepaalde taken uitvoeren, dan kunnen ze er ook op budgetteren. Dus als we terugkeren naar de vergelijking met een hotel: we zorgen niet alleen dat onze klanten een bed en handdoeken hebben, maar hebben ook een boekingssysteem dat de bezettingsgraad van het hotel optimaliseert en geven onze grote klanten inzicht in het aantal kamers dat gehuurd wordt, en of die optimaal gebruikt worden. Of dat ze wellicht anders ingericht moeten worden om de operatie te optimaliseren.”
In feite moet een stack te beheren zijn alsof het jouw eigendom is. Dat kan bij onze datacenters
Verschuiving naar stedelijk gebied
“Wat je op dit moment ziet, is dat datacenters steeds vaker richting de stedelijke kernen verhuizen. Vergis je niet in de ontwikkeling die edge-computing doormaakt. Tegenwoordig zijn er edge-datacenters met een capaciteit van acht of negen Megawatt. Dat gold tot voor kort als een groot, primair datacenter. Ons model past heel goed bij de verschuiving van datacenters naar de stedelijke omgeving, omdat we vaak datacenters overnemen van enterprises of System Integrators die vaak al dicht bij hun klanten actief zijn.
Een andere ontwikkeling die we zien hangt samen met de pandemie. Direct na het uitbreken van corona verhuisden bedrijven hun applicaties razendsnel naar de cloud, en dan vooral naar de hyperscalers. Nu komen ze daarvan terug. Zeker nu hybride werkvormen ontstaan, neemt de behoefte aan monitoring en beheer van datastromen toe.
Het is in de praktijk vaak goedkoper om voor colocatie via een serviceprovider te kiezen. Als die, onder meer met DMaaS, de IT-omgeving en de bijhorende processen goed inricht scheelt dat veel geld. Dat zien we overigens ook bij cloud native-organisaties die zelf nooit apparatuur hebben gehad. Die begonnen bij een hyperscaler en inmiddels nemen ze zoveel diensten af, dat monitoring, beheer en goede processen welke wij middels onze dienstverlening bieden nodig is. In feite moet je de stack kunnen beheren alsof het jouw eigendom is. Dat kan bij datacenters als die van ons.”
[Dit artikel is eerder gepubliceerd in Datacenter Cloud Dossier 2022]